Algemene informatie Australie

Geschiedenis, bevolking, cultuur en klimaat

Geschiedenis

De eerste bewoners van Australië hebben zich hier meer dan 43.000 jaar geleden gevestigd. Zij stammen oorspronkelijk uit Azië en kwamen in drie immigratiegolven via Nieuw-Guinea naar Australië. Destijds waren Australië, Nieuw-Guinea en Azië nog door een keten van kleine eilandjes met elkaar verbonden. Met het smelten van het ijs, na de ijstijden, raakten de Aboriginals opgesloten op het Australische continent.

De Aboriginal gemeenschap bestond in de oertijd uit ongeveer 600 stammen, er waren waarschijnlijk 200 verschillende talen. Ze leefden van de jacht, de visvangst, het houden van kleine dieren en van het verzamelen van vruchten. De Aboriginals waren echte nomaden, ze hadden geen vaste woonplaatsen. Hutten bouwden ze zelden, slechts in het zuiden als bescherming tegen de kou en in het noorden als beschutting tegen zware regenval.

De Aboriginals hadden een niet-materiële cultuur. Dat kwam enerzijds voort uit hun nomadische levensstijl, waarbij het meevoeren van veel bezittingen voornamelijk lastig was, maar werd anderzijds ingegeven door hun levensbeschouwing (de aarde is goed zoals ze is, aan haar hoeft niets te worden toegevoegd). Mythische voorvaderen hadden in de "Dreamtime" de wereld met alle dieren en planten geschapen en regels opgesteld volgens welke men moest leven.

De stammen hadden onderling contact, men was (in grensgebieden) meertalig, trouwde onder elkaar en geschillen werden tijdens vergaderingen (corroborees) opgelost. Krijgshandelingen in de gewone zin van het woord kwamen niet voor. De Aboriginals kenden een geboorteregeling om geen overbevolking te laten ontstaan en het land was verdeeld door wegen, zogenaamde droompaden, waarop voor bepaalde groepen een recht van overpad gold. Langs deze routes bevonden zich de heilige plaatsen (sacred sites), waarvan er vandaag de dag enkele zijn te bezichtigen.

Aboriginals hadden sporadisch contact met de buitenwereld, hooguit met de Papua's van Nieuw-Guinea of Maleisische vissers aan de noordkust. Dat veranderde echter met de komst van de eerste Europeanen.

Er was lange tijd gespeculeerd over een terra australis incognita, een landmassa op het zuidelijk halfrond, die de wereld in evenwicht hield. De eerste Europese ontdekkingsreiziger die Australië zag was Fernáo de Magalháes, aan het begin van de 16de eeuw op z'n reis naar Timor. Een andere Europeaan, Luis Vaez de Torres, zeilde in de 16e eeuw tussen Australië en Nieuw-Guinea door. Het was de Hollander Willem Janszoon met het schip Duyfken die in 1606 als eerste Europeaan in het noorden van Australië (Cape York) voet aan land zette. In 1642 voer Abel Tasman een meer zuidelijke koers en stuitte daarbij op het thans naar hem genoemde Tasmanië.

Hoewel de landschappen van Cape York en Tasmanië niet méér van elkaar hadden kunnen verschillen, waren de Hollanders het over één punt eens: het vreemde continent, het zogenaamde Nieuw Holland, had een onverdraaglijk klimaat en was in economisch opzicht volkomen waardeloos. Zij verloren iedere interesse en concentreerden zich op het winstgevende Oost-Indië. De geschiedenis gaf Australië nog een keer een adempauze toen een halve eeuw later William Dampier, een Engelse piraat, eveneens tot de slotsom kwam dat Australië economisch gezien oninteressant was.

Kapitein Cook was een andere mening toegedaan. Na een lange reis die hem op Vuurland, Tahiti en Nieuw-Zeeland bracht, landde hij in 1770 als eerste Europeaan aan de oostkust in een paradijselijk aandoende baai. Hij noemde de baai vanwege de vele planten Botany Bay ("botanische baai"). Tekenen van menselijk leven waren pas na drie dagen te zien. Cook schrijft in zijn dagboek: "Wij lagen zo dicht bij de kust dat we op een avond enkele mensen in de schemering konden waarnemen, die door onze verrekijkers ongelooflijk donkere huiden leken te hebben."

Van Botany Bay zeilde de Endeavour van Cook naar het noorden en liep daarbij (in het gebied van de huidige Whitsunday Islands) op een koraalrif. In de tijd die nodig was om het schip te repareren, werden de kusten van het continent en zijn bewoners verder onderzocht. Cooktown in Queensland herinnert thans aan die ontdekkingstochten. Kapitein Cook beëindigde zijn missie zoals hij dat ook op andere plaatsen had gedaan: hij riep het oosten van het continent officieel uit tot Britse kroonkolonie, die New South Wales moest heten.

Dit was een stap die Engeland later goed zou uitkomen. Want toen vijf jaar later de Verenigde Staten van Amerika hun onafhankelijkheid proclameerden, wist men niet meer waar men de ordeverstoorders, kruimeldieven en moordenaars moest laten, die men voorheen naar Noord-Amerika had verbannen. In New South Wales had men nu een nieuw verbanningsoord gevonden. Daarmee verloor Botany Bay echter snel zijn sprookjesachtige imago en werd het in heel Engeland een afschrikwekkend begrip.

Strafkolonie

Na een tocht van acht maanden gingen in 1788 de eerste elf schepen van de beroemde First Fleet onder kapitein Arthur Phillip voor anker in de monding van de rivier de Parramatta. Kapitein Phillip noemde de baai Sydney Cove, naar de toenmalige Engelse minister van Binnenlandse Zaken Lord Sydney. Hij stichtte in Parramatta, vandaag de dag een wijk van Sydney, de eerste nederzetting van de nieuwe kolonie. Als stichtingsdag van de kolonie geldt 26 januari 1788.

De First Fleet had 191 vrouwen en 568 mannen als gestraften (convicts) aan boord, die zich aan zeer uiteenlopende vergrijpen hadden schuldig gemaakt. Het nieuwe land bood hun echter de kans om zich na de gratieverlening als vrij kolonist te vestigen. De gestraften werden begeleid door soldaten, ruwe klanten, van wie men zich zo thuis op een elegante wijze had verlost.

De eerste jaren van de kolonie waren moeilijk, gewelddadigheden en corruptie waren aan de orde van de dag. De soldaten en officieren hadden het voor het zeggen en gebruikten hun posities voornamelijk om er zelf rijker van te worden. De gestraften daarentegen moesten hard werken en werden door honger en ziekten geplaagd. Bovendien waren er talrijke bloedige gevechten met de Aboriginals.

Hoewel behalve de dwangarbeiders ook de eerste vrije kolonisten arriveerden, hadden de officieren de kolonie volkomen in hun greep doordat zij de belangrijke rumhandel beheersten. De groep officieren ging dan ook als het riem corps de geschiedenis in. Desondanks groeide de nieuwe kolonie. William Bligh, de bekende officier die reeds op het schip de Bounty een muiterij had neergeslagen, probeerde in New South Wales orde te scheppen. Hij werd echter door rebellerende soldaten afgezet. Pas in 1809 lukte het zijn opvolger, gouverneur Lachlan Macquarie, om aan de praktijken van de corrupte officieren een einde te maken door met zijn eigen, hem toegewijde compagnie uit Engeland te komen.

Onder Macquarie kwam New South Wales voor het eerst tot bloei. Overal werden er nieuwe nederzettingen gesticht. Drie onderzoekers, William Wentworth en twee begeleiders, waagden zich als eersten achter de Blue Mountains verder het binnenland in, waar ze vruchtbare weidegrond ontdekten. De opmerkelijke kapitein John MacArthur voerde het merinosschaap in en legde daarmee de basis voor de schapenteelt in Australië.

In 1810 had New South Wales 10.000 inwoners. Hierdoor, en doordat het met de kolonie economisch beter ging, was land allang niet meer goedkoop. Veeboeren, de zogenaamde squatters, gingen zonder eigendomsrecht nog niet ontsloten gebieden bewonen. Zij leefden onder zware omstandigheden in de wildernis, 's zomers vechtend tegen bosbranden, hitte en droogte en 's winters tegen de kou. Deze geharde kolonisten hadden niet veel ontzag voor vertegenwoordigers van de overheid. In 1836 werd het gebruik van weidegrond bij de wet geregeld en de squatters hadden spoedig veel aanzien in de Australische maatschappij.

Onder de leiding van John Macquarie groeide Sydney uit tot een bloeiende stad. De nieuwe kolonie werd een belangrijk exporteur van de fijne merinowol. Nederzettingen als Newcastle, Bathurst en Port Macquarie ontwikkelden zich al snel tot kleine stadjes.

De eerder genoemde William Wentworth was een zoon van vrijgelatenen, de zogenaamde "Geëmancipeerden". Hij wilde zich bevrijden van de maatschappelijke smet die er op zijn afkomst rustte. Hij voerde een succesvolle strijd voor de in-voering van een bij de grondwet geregeld recht op inspraak voor alle (dat betekende toentertijd alle mannelijke en blanke) burgers van Australië. Zijn eisen vonden een gewillig oor bij gouverneur Macquarie. De gouverneur, een soldaat van de oude stempel en afgestudeerd jurist, had genoeg ervaring om in te zien dat mensen die hun straf hebben uitgezeten niet levenslang gebrandmerkt moeten blijven. Zo verleende de regering de Geëmancipeerden goedkope leningen om eigen land te kopen. Als vrije boeren droegen zij hun steentje bij aan de groeiende welvaart. van de kolonie. Aan het einde van zijn ambtstermijn, in 1822, kon Macquarie tevreden vaststellen: "Ik trof New South Wales aan als een gevangenis, ik verlaat het als een kolonie." Aan Wentworth is ook te danken dat de kolonie een grotere onafhankelijkheid van Engeland verkreeg en dat naast de gouverneur een wetgevende raad werd benoemd die een einde maakte aan de soms vergaande alleenheerschappij van de gouverneur.

De stichting van nieuwe kolonies

Na New South Wales ontstonden aan het begin van de 19de eeuw verschillende nieuwe kolonies. Daarbij speelde niet altijd het inzicht van de eerste kolonisten een rol, maar waren invloeden van buitenaf veelal van doorslaggevende betekenis. Zo stichtten de Engelsen op de plaats van het huidige Hobart op het eiland Tasmanië pas een militair steunpunt toen in 1803 Franse schepen al voor de kusten kruisten.

Tasmanië, door de Hollandse ontdekkingsreiziger Abel Tasman in 1642 Van Diemensland genoemd, bood de beste vooruitzichten voor winstgevende akkerbouw. Dus werden al snel veroordeelden en vrije kolonisten uit New South Wales naar het eiland gestuurd. Met de gevangenen ging men echter zo hardhandig om, dat velen na korte tijd stierven. De ruïnes van Port Arthur herinneren aan deze verschrikkelijke tijd. Het feit dat het leger de Aboriginals nog veel harder behandelde is op veel plaatsen allang vergeten. De oorspronkelijke bewoners moesten worden uitgeroeid - een doel dat men na enkele jaren reeds had bereikt. De geografische afzondering, waardoor de controle door Sydney en zeker door Londen bemoeilijkt werd, kan nauwelijks als verontschuldiging voor de wreedheden worden aangevoerd. In 1825 werd Van Diemensland van New South Wales afgescheiden en Hobart tot hoofdstad verklaard. Kolonel G. Arthur werd de eerste gouverneur. Pas in 1856 kreeg de kolonie haar huidige naam Tasmanië, als eerbewijs voor de ontdekker.

Na Tasmanië was Queensland de volgende kolonie die werd gesticht. Waar zich tegenwoordig Brisbane uitstrekt, lag in 1824 een strafkolonie. De begintijd werd door een droogteperiode bemoeilijkt, wat vooral de paar vrije boeren onder de kolonisten trof. De wolhandel liep niet zoals was verwacht, maar men sloeg zich erdoorheen. Queensland bleef lange tijd onderdeel van New South Wales. Het werd pas in 1859 "onafhankelijk" en kreeg toen, ter ere van koningin Victoria, de huidige naam.

Ook bij de stichting van Western Australia speelde de Britse angst voor de Fransen een doorslaggevende rol. Zo nam kapitein Fremantle in 1829 de geheIe westkust voor de Britse kroon in bezit. Er volgden 400 vrijwillige kolonisten, die huis en haard in Engeland hadden verkocht. Bij hun aankomst stelden zij echter vast dat het thuis geschetste beeld niet overeenkwam met de werkelijkheid: het land was droog- en onvruchtbaar. Bovendien was er een gebrek aan landarbeiders en moest al snel graan uit Van Diemensland worden geïmporteerd. Toen de situatie zich na verdere magere jaren niet wijzigde, zag men zich uiteindelijk genoodzaakt de regering in Engeland te vragen om dwangarbeiders te sturen die het land moesten bewerken.

South Australia werd ook gesticht door vrije kolonisten, maar het idee voor de stichting ontstond op een plek die geheel in overeenstemming was met de Australische traditie: namelijk in een gevangenis. In het verre Londen zat Edward G. Wakefield wegens het verleiden van een minderjarig meisje achter de tralies en dacht na over een mogelijke toekomst in Australië. Hij bedacht het idee dat de grond in de kolonie vanuit Engeland aan vrije kolonisten moest worden verkocht, bij voorkeur aan pasgetrouwde stellen. Met het geld dat de verkoop van de grond opbracht, wilde hij de overtocht van werkwilligen betalen. Een briljante inval die, toen de bedenker ervan uit de gevangenis kwam, snel aanhangers vond. In 1834 werd het idee, in enigszins gewijzigde vorm, als South Australia Act door het parlement in Londen aangenomen.

In 1836 kwamen de eerste immigranten aan in South Australia. Door een omslachtig en veel te traag systeem van landverdeling werd binnen korte tijd op grote schaal met de grond gespeculeerd. Hierdoor raakten veel van de nieuwe kolonisten hun spaargeld kwijt en werden enkele anderen in korte tijd rijke grondbezitters. Aan deze misstanden wist pas gouverneur Geoffrey Gawler een einde te maken. Hij bespoedigde het systeem van landverdeling, om ook het kiezen van een vestigingsplaats verder weg van Adelaide te stimuleren, en liet tegelijkertijd een uitgebreid wegennet aanleggen. Deze politiek had weliswaar succes, maar doordat Gawler langs de nieuw aangelegde wegen direct indrukwekkende gebouwen liet neerzetten, bleef er een lege schatkist achter. Zijn opvolger werd daardoor gedwongen drastische bezuinigingsmaatregelen te nemen die tot werkloosheid en economische malaise leidden. Pas met de ontdekking van kopererts in Kapunda en Burra Burra leefde de economie weer op.

Uit Engeland en Duitsland immigreerden talrijke leden van religieuze minderheden naar South Australia, waar vrijheid van godsdienst al in de stichtingsakte was opgenomen. De Duitsers, behorend tot de oud-lutherse kerk, kwamen met hele dorpsgemeenschappen tegelijk aan onder leiding van de dominee en leefden hier van de groente- en wijnteelt. In de Barossa Valley (ten noorden van Adelaide) is de "bienenstich" (een soort gebak) nog steeds een bekend plaatselijk gerecht.

Minder voorspoedig verliep de stichting van de kolonie Victoria. De eerste kolonisten, die zich al in 1803 bij Port Phillip Baai hadden gevestigd, hielden het al na korte tijd voor gezien. Zij zochten en vonden hun geluk op het nabijgelegen eiland Tasmanië. Pas in 1835 waagden de kolonisten John Pascoe Fawkner en John Batman een tweede, geslaagde poging. In 1837 werd de stad Melbourne en in 1851 uiteindelijk Victoria gesticht. Maar er gebeurde iets anders waardoor nog in hetzelfde jaar de nieuwe kolonie over de hele wereld in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan.

De Australische goldrush kwam in 1851 als een donderslag bij heldere hemel. Het begon allemaal in de plaats Ophir in New South Wales. De goudkoorts had zulke ingrijpende gevolgen voor Australië, dat van een volledig nieuw tijdperk kan worden gesproken. Een man genaamd Edward Hargraves, die net van de Californische goudvelden was teruggekeerd, bracht de goudkoorts op gang. Hij zag met zijn ervaren blik waar het goud te vinden was. Zodra het bericht van een nieuwe vondst bekend werd, zette zich een schare goudzoekers, de diggers, in beweging. Het goud werd vooral in Ballarat, Castlemaine, Bendigo in Victoria en later ook in Queensland en Western Australia gevonden.

Dagelijks voerden schepen nieuwe diggers aan vanuit Engeland, het Europese vasteland, Amerika en China. Zij leefden in tentenkampen rond de vindplaatsen en stichtten talrijke nieuwe dorpen. Avonturiers stroomden nu toe naar het Australische continent en in hun kielzog volgden dames van lichte zeden.

De Engelse regering maakte een einde aan de gevangenen transporten, want sinds de hele wereld van Australië droomde, was het geen straf meer om daarheen te worden gestuurd. De ruwe gouddelvers verdienden veel geld voor hun nieuwe vaderland en om die reden wilden zij in de politiek en in het openbare leven een woordje meespreken. De koloniale regering echter zag in hen slechts een bron van inkomsten: conflicten bleven dan ook niet uit. Toen de regering de belasting op goudvondsten wilde verhogen, kwam het in Eureka tot gevechten met de plaatselijke politie. Ook al dolven de diggers hier het onderspit, de overheid moest uiteindelijk bakzeil halen. De goudzoekers kregen het recht op inspraak en zo begon met de goudkoorts de democratisering van Australië. Alleen de Chinezen, die ook in groten getale de lokroep van het goud waren gevolgd, hadden nog lange tijd te kampen met vooroordelen en racisme.

De zes kolonies bloeiden op. De met de goudkoorts samenhangende welvaart en de groei van de bevolking zorgden dat de economie van het land inderdaad een gouden tijd beleefde. Nu werd het feit dat het continent in aparte kolonies was opgedeeld steeds lastiger omdat het de economische groei aan banden legde. Zo hadden de zes staten aparte posterijen, hieven wederzijds hoge tol en zelfs de treinen hadden verschillende spoorbreedten. Vooral ondernemers voelden zich daardoor belemmerd en eisten de economische eenwording van de kolonies. De arbeiders van hun kant verenigden zich in de Australian Labor Federation, waaruit de huidige Labor Party ontstond.

Deze drang tot eenwording kwam de Engelsen zeer gelegen, omdat zij zich zorgen maakten om de militaire verdediging van Australië en deze slechts in een verenigd Australië voor mogelijk hielden. De premier van New South Wales, Henry Parkes, zei uiteindelijk wat iedereen dacht: "Er moet een verenigd Australië komen!". Vervolgens werd in 1898 en 1899 in twee referendums over een grondwet gestemd. De grondwetgevende vergadering werkte kortstondig in Melbourne. Maar omdat Sydney en Melbourne onderling om de status van hoofdstad streden, werd besloten tot een compromis: het parlement moest halverwege tussen de beide steden zetelen. Dat betekende de geboorte van de tegenwoordige hoofdstad Canberra. In 1900 werd de grondwet in het Britse Lagerhuis behandeld en door koningin Victoria ondertekend.

Op 1 januari 1901 was de Commonwealth of Australia een feit. Australië was nu één staat geworden. De eerste minister-president heette Edmund Barton. Ondertussen was reeds meer dan 80 procent van de inwoners in het land zelf geboren en had zich een gemeenschappelijk "Australië-gevoel" ontwikkeld. Verdere immigratie werd weliswaar gesteund, zodat Australië voor de Eerste- Wereldoorlog vijf miljoen inwoners telde, maar men wilde desondanks "onder elkaar" blijven. Het parlement nam een wet aan, de beroemde White Australia Policy, die vooral de immigratie van Aziaten tegenging. Ook minder geliefde Europeanen werden afgeschrikt: zo waren bijvoorbeeld katholieken niet zo gewild als protestanten. Bijzonder ongewenste immigranten moesten een dictee als spellingstest maken. De truc daarbij was dat de test in elke willekeurige Europese taal kon worden gehouden.

In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog begon de pijlsnelle opkomst van de Labor Party, die in 1910 aan de macht was gekomen. De partij had de sterke vakbonden achter zich en is sindsdien niet meer weg te denken uit de Australische politiek. Economisch floreerde het land en als symbool van het nieuwe zelfbewustzijn werd ijverig gebouwd aan de hoofdstad Canberra, die op 300 km van Sydney ontstond.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was Australië bereid om Groot Brittannië te helpen in de oorlog met Duitsland. Vrijwilligers stroomden naar de grote steden en meldden zich bij de kazernes. De Australische deelname aan de oorlog begon met de bezetting van de toenmalige Duitse kolonie Oost-Nieuw-Guinea. Daarna hielp men het Britse imperium in Europa te verdedigen. Turkije stond aan de kant van Duitsland en bedreigde het Britse overwicht bij het Suez-kanaal. Hier grepen Australiërs en Nieuw-Zeelanders samen in. De ANZAC-troepen (Australia and New Zealand Army Corps) werden echter door de erbarmelijk slechte planning van de Engelse staf en door de numerieke overmacht van de Turken vernietigend verslagen aan de Dardanellen. Het bloedbad ging de Australische geschiedenis in als de Slag bij Gallipoli. Op dit stoffige slagveld, ver weg van huis, ondervonden de Australiërs voor de eerste maal in hun geschiedenis dat de belangen van Engeland niet altijd ook de hunne waren. Tegenwoordig wordt deze ontdekking van destijds aangeduid als Birth of a Nation.

De slechte berichten drongen door tot het verre vaderland en het aantal vrijwillige aanmeldingen liep snel terug, temeer daar men ook van het front in Frankrijk niet veel goeds hoorde. William Hughes, de Australische premier, wilde daarop de algemene dienstplicht invoeren, wat voor veel opschudding onder de bevolking zorgde. De Labor Party steunde Hughes niet en keerde zich grotendeels tegen de invoering van de dienstplicht. "Little Digger" Hughes trad daarna uit de Labor Party en richtte de National Party op, die snel het vertrouwen van de bevolking won. Aan de kant van de Labor Party stonden de katholieken, voor het merendeel Ierse en Schotse arbeiders, die zich minder verbonden voelden met het Britse imperium en er ook niet langer voor wilden vechten. In twee referendums sprak de bevolking zich ten slotte uit tegen de invoering van de algemene dienstplicht.

Australië had bij de loopgravenoorlog in Frankrijk in totaal 60.000 doden en 150.000 gewonden te betreuren. Hughes reisde naar de vredesbesprekingen in Versailles. Hij liet zich niet intimideren door de grootmachten en verdedigde met zijn luidruchtige en onbehouwen manier van doen de Australische belangen met succes: volledige vergoeding van de kosten van de oorlog, spoedige terugkeer van de gevangenen en Oost-Nieuw-Guinea voor Australië. De oude ijzervreter werkte op de zenuwen van de zegevierende mogendheden en men zag bij volgende conferenties af van zijn aanwezigheid maar thuis werd Hughes als een held bejubeld.

In de jaren twintig braken er weer voorspoedige tijden aan in Australië. Een grote immigratiegolf vanuit Italië kwam op gang. De Italianen die de armoede in hun land wilden ontvluchten, verbouwden groente en fruit in Victoria en oogstten suikerriet onder de verzengende zon van Queensland. In de steden bruiste het van leven. In de winkels lagen luxe-artikelen uit Europa en het culturele leven bloeide. Om ook de arbeiders van deze welvaart te laten profiteren, streden de vakbonden voor de 44-urige werkweek. Met algemeen enthousiasme werd het nieuwe parlement in Canberra geopend. Maar het land leefde boven zijn stand. Twee dagen voor "Zwarte Vrijdag", de 24ste oktober 1929, de dag waarop de beurs van Wall Street ineenstortte, loste de Labor Party de Country Party in de regering af en trof tot haar verbijstering een lege schatkist aan.

Door de internationale economische crisis stortte de Australische export in. De jaren dertig werden, net als bijna overal elders in de wereld, ook voor Australië een sombere tijd. De prijzen van wol en graan, de pijlers van de Australische export, daalden en werkloosheid was het gevolg. Uitgerekend nu verbleef de minister van Financiën maandenlang in Londen, om aan conferenties deel te nemen die gelijke rechten voor het moederland Groot-Brittannië en de Commonwealth-landen tot stand moesten brengen.

Toen de minister-president in 1932 de Sydney Harbour Bridge officieel wilde openen, kwam een man te paard op hem af galopperen, die het openingslint met een houw van zijn sabel doorsneed. De paardrijder was lid van een kleine groep van Hitler-aanhangers, die in het fascisme een oplossing voor de economische ellende zagen. De officiële politiek van Australië ten opzichte van het dreigende gevaar van het nationaal-socialisme werd voornamelijk bepaald door de gedachte dat als men Hitler maar niet zou tergen hij geen kwaad zou doen. Het uiterst brute optreden van de Japanners in China riep meer verontwaardiging op bij de Australische politici. Tenslotte lag dit conflict in zekere zin "naast de deur".

In september 1939 verklaarde Engeland opnieuw de oorlog aan Duitsland. De premier Sir Robert Menzies maakte in een toespraak aan de bevolking duidelijk dat Australië daardoor ook bij de oorlog betrokken was. Het land was echter totaal niet voorbereid op een oorlog. De marine bestond uit slechts twee kruisers en de vliegtuigen van de luchtmacht waren volledig verouderd. De industrie schakelde daarom zo snel mogelijk over op de wapenproductie. Binnen zeer korte tijd vochten er Australiërs in Noord-Afrika, in het Middellandse Zee gebied en in Griekenland. Tot op de dag van vandaag zijn de dappere Rats of Tobruk beroemd, die in Noord-Afrika het Duitse korps bestreden, dat onder leiding stond van veldmaarschalk Rommel.

Maar wie verdedigde Australië? Na de aanval op Pearl Harbour in december 1941 vond de oorlog niet alleen in Europa, maar ook in de Grote Oceaan plaats. De Japanners vernietigden met een snelle aanval de Britse schepen in Singapore en namen Hongkong in. Engeland reageerde niet en zo waarde ook in Australië de angst voor een Japanse bezetting rond. Premier Curtin van de Labor Party, die in 1941 aan de macht was gekomen, voelde zich door de Engelsen in de steek gelaten en wendde zich in nood tot de Verenigde Staten. De angst van de Australiërs voor de sterke tegenstander Japan bereikte een hoogtepunt toen in februari 1942 Japanse bommenwerpers de stad Darwin in de as legden. De Amerikaanse opperbevelheer generaal Douglas MacArthur nam daarop de bescherming van Australië op zich en de Australische troepen vochten als tegenprestatie in de door muskieten geteisterde oerwouden van Nieuw-Guinea. Pas na grote verliezen konden de Japanners worden teruggedrongen. De Tweede Wereldoorlog veranderde ook het dagelijks leven van de thuisblijvers. Men had te maken met hoge oorlogsbelastingen en vele elementaire levensbehoeften, zoals thee en benzine, moesten op de bon. Toen op 15 augustus 1945 de oorlog ten einde was, haalde men ook in Australië weer opgelucht adem.

Het land had zijn les uit de afgelopen oorlog geleerd: op het gebied van de buitenlandse politiek wilde het in de toekomst de Verenigde Staten volgen en het contact met de buur-landen verbeteren. De strenge immigratieregels werden vooral voor Europeanen versoepeld. Premier Joseph B. Chifley stelde een ministerie van Immigratie in, dat mensen uit alle delen van Europa moest werven. Ook de strenge bepalingen ten gunste van Engelse protestanten werden opgeheven.

Nog tweemaal dwongen verplichtingen op het gebied van de buitenlandse politiek deelname aan een oorlog af. in 1950 aan de oorlog in Korea en in 1963 aan de oorlog in Vietnam. De dienstplichtigen werden daarbij door het lot aangewezen. Deze selectiemethode verhitte net als eerder in de Eerste Wereldoorlog de gemoederen. In het hele land protesteerden studenten tegen de deelname aan de oorlog.

In de boring fifties, de saaie jaren vijftig, was Australië een zuivere mannenmaatschappij. Onbehouwen mannen van Angelsaksische afkomst bepaalden het beeld. Men werkte hard en ging daarna naar de pub, waar mannen en vrouwen in aparte ruimten zaten: vrouwen in de ladies lounges, mannen aan de bar. Vrouwen hoorden niet thuis in het openbare leven, zij moesten voor het huishouden en de kinderen zorgen. Aboriginals en Aziaten golden als tweederangs burgers. net als alle andere niet-Angelsaksen. In de winkels was er weinig keus, men at witbrood, fish and chips en steak, geheel naar het Engelse voorbeeld.

De grote koerswijziging, die zich al na de Tweede Wereldoorlog begon af te tekenen, kwam pas in de jaren zeventig met Gough Whitlam. In 1972 werd deze Laborpoliticus minister-president en direct waaide er een andere wind, die stoffige opvattingen en verouderde wetten opruimde. Whitlam maakte een einde aan het racisme dat tot dat moment zijn stempel had gedrukt op de binnen- en buitenlandse politiek van Australië. De Aboriginals kregen zelfbeschikkingsrecht. Land Councils gingen plaatsen die voor de Aboriginals van religieuze betekenis waren, terugvorderen en onder monumentenzorg plaatsen. De kolonie Papua Nieuw-Guinea werd onafhankelijk, de betrekkingen met Azië werden verbeterd en die met de communistische landen voor het eerst aangeknoopt.

Immigranten uit alle delen van de wereld vestigden zich in Australië en verlevendigden het straatbeeld door uitingen van hun eigen cultuur. Multi culturalism was het begrip waarmee deze veelzijdigheid in de wet werd verankerd. Vrouwen werden actief op het gebied van gelijke rechten: een van hun beroemde vertegenwoordigsters was Germaine Greer.

Het land leefde op, ook cultureel: in 1973 kreeg Patrick White als eerste Australiër de Nobelprijs voor literatuur. Zijn bekendste boek Voss verhaalt van de Duitse immigrant Ludwig Leichardt, een eerzuchtig ontdekkingsreiziger die niet terugkeerde van zijn expeditie naar de binnenlanden. In 1973 werd ook de beroemde Opera van Sydney ingewijd.

Een opwindende tijd - maar opnieuw gaf men geld uit dat men niet had. Whitlam leende in het geheim oliedollars, wat al snel bekend werd en een politiek schandaal veroorzaakte. Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven smeedden een complot om Whitlam ten val te brengen. Een handelwijze die in Australië nog steeds ernstig ter discussie staat: de gouverneur-generaal, de hoogste vertegenwoordiger van Engeland in Australië, maakte gebruik van het uit oude tijden stammende vetorecht van Engeland en zette Whitlam onverwijld af.

Malcolm Fraser, de opvolger uit de conservatieve Liberal Party, deed pogingen om de hoge inflatie te verminderen, maar de kosten van levensonderhoud stegen onstuitbaar. In 1983 kwam Robert "Bob" Hawke van de Labor Party aan de macht, een echte mate, een voormalig vakbondsman die vooral uitblonk in consensus-politiek. Als goed Australisch politicus permitteerde hij zich weliswaar ook een paar schandalen (zo stond hij bij Verenigde Staten toe om in Australië raketten te testen), maar de open multi-culturele politiek uit de jaren zeventig werd voortgezet.

Toen Australië in 1988 de 200ste verjaardag van de blanke kolonisatie vierde, werd koningin Elisabeth II bij de opening van het nieuwe parlementsgebouw door vertegenwoordigers van de Aboriginals begroet. In de twee eeuwen tussen deze begroeting en de aankomst van James Cook in Botany Bay is veel gebeurd, maar de problemen in de verhouding tussen Aboriginals en blanke immigranten zijn nog steeds niet opgelost. Australië zal in de toekomst de oorspronkelijke bewoners van het continent een menswaardig levensperspectief moeten bieden.

Hoewel de eerste stappen in deze richting sinds enige jaren worden gedaan, staan de Aboriginals en de blanke Australiërs nog steeds op gespannen voet met elkaar. Vooral in de grote steden komt het soms tot confrontaties. Politici van alle partijen zetten zich echter met steeds meer overtuiging in voor een rechtvaardige situatie tussen beide bevolkingsgroepen. Bovendien zorgt de toegenomen immigratie uit Azië tegenwoordig voor nieuwe etnische spanningen. Daarnaast moet Australië de geografische afzondering overwinnen om economisch te kunnen overleven. Dit is alleen mogelijk als het land het contact met de Aziatische buurlanden verbetert.

Bevolking

Al vele duizenden jaren bewonen de Aboriginals het Australische continent. Tot Captain Cook in de 18e eeuw het land voor de Engelsen claimde, leefden ze in harmonie met de natuur en hun geheimzinnige mythen. Tegenwoordig vechten ze voor hun rechten en hebben ze sommige gebieden, die voor hen belangrijk, teruggekregen.

Het tegenwoordige Australië is een moderne maatschappij en de Aussies zijn "easy going", in het algemeen zeer vriendelijk en gastvrij. Overal wordt u met het bekende "G'day, mate" en "No Worries" begroet.

Cultuur van Australië

Wat nou die typische Australische cultuur is, is moeilijk precies te definiëren. U herkent westerse en Aboriginal invloeden - maar de levensstijl, nijverheid en kunstvorming van de mensen op het Australische continent is wel herkenbaar. De invloed van het landschap (woestijn, rode aarde, oceaan, dierenleven) en klimaat (zon) zijn onmiskenbaar. Uitdrukkingen als "no worries mate" and "G'day" zijn typisch Australisch.

Elke Australische stad van betekenis heeft een grote kunstgalerie met westerse en aboriginal kunst. Wereldberoemd is het Operahouse in Sydney, dat zeker een visitekaartje is voor de muziek- en danscultuur in het land. Iets minder bekend wellicht is het 'artcentre' Federation Square in Melbourne, Victoria. Dit is een complete stadswijk, waar galerieën, bioscopen, restaurants, cafés, musea, (openlucht-)theaters en andere accommodaties voor culturele evenementen gevestigd zijn. De Art Gallery in Sydney is het kunstmuseum van Sydney en New South Wales.

Schilderkunst

Tegen het einde van de negentiende eeuw raakte de eerste Australische school van schilders bekend: de Heidelberg School uit Melbourne. De belangrijkste leden waren Tom Roberts, Charles Conder, Arthur Streeton en Frederick McCubbin. Om het aparte licht en de openheid van het Australische landschap te vangen, gebruikten ze de 'plein-air-methode' van de impressionisten.

In de jaren veertig van de twintigste eeuw zorgde de landschapsschilderingen van Sidney Nolan Australie voor het eerst internationale faam. Arthur Boyd verwierf in 1960 in één klap roem met zijn 'Halfbloed-bruid'-serie en Russell Drysale was in die tijd een ongeëvenaard vertolker van de sfeer en schraalte van de outback. De bekendste Australische schilder is Ken Done. Zijn felgekleurde werk wordt vaak afgedaan als puur commercieel maar van zijn verkoopcijfers kunnen de meeste slechts dromen.

In 1959 vormden zeven bekende Australische kunstenaars in Melbourne de Antipodeans (tegenvoeters). Hun doel was als tegenbeweging de figuratieve, in plaats van abstracte kunst te propageren. Ze ontkenden een nationale stijl te willen creëren door geen nadruk op de naam Australie te leggen. Ze streefden naar exposities in Londen en internationale erkenning. Ironisch genoeg wordt met 'antipodean art' nu alle kunst uit Australie bedoeld.

Sinds die jaren wordt de Australische schilderkunst beïnvloed door heersende trends in Europa, Amerika en ook komt er steeds meer interesse in Aziatische kunst.

Richard Larther heeft de pop art in Australie geïntroduceerd en gebruikt in zijn verschillende media. Lindy Lee is een van de eerste moderne kunstenaars in Australie. Zij raakte vanaf 1980 bekend met schilderijen gebaseerd op beelden van het verleden, waarbij ze olie en wax gebruikt om een mistig uiterlijk te creëren. De laatste tijd, vooral na de Olympische Spelen in 2000, is er steeds meer aandacht voor Aboriginalkunst. Een van de meest bekende Aboriginal kunstenaars is Albert Namatjira die als eerste internationale erkenning voor zijn werk kreeg.

Aboriginal kunst

De oudste Australische kunst komt natuurlijk van de eerste bewoners van dit land, de Aboriginals. Er is rotskunst gevonden van meer dan 60.000 jaar oud. Aboriginals zijn een typisch nomadenvolk en geven weinig om het versieren van hun onderkomen. Toch neemt kunst een prominente plaats in de Aboriginal cultuur en is de Droomtijd de belangrijkste inspiratiebron.

Schilderingen hebben onder andere tot doel het in contact komen met de Aboriginal Voorouders uit de Droomtijd. De Voorouders kunnen via kunst hun kennis overdragen naar volgende generaties. De belangrijkste kunstvormen zijn rotsschilderingen, schilderijen op doek, het lichaam, boombast- schilderingen, rotsuitkervingen, houten figuren, traditionele wapens en textiel. Vaak brengen ze tekeningen en schilderingen aan op voor hun heilige plekken in de natuur, zoals rotsen en in grotten.

Aboriginal kunst heeft verschillende lagen van betekenis. De meeste werken verbeelden de mythische verhalen van de Droomtijd of The Dreaming: de periode voordat de wereld vorm kreeg en de Voorouders de wereld creëerden. De afbeeldingen speelden een belangrijke rol in de overdracht van deze verhalen naar de volgende generaties. Vooral omdat de Aboriginals geen schrift kenden.

Veel schilderingen zijn daarnaast een soort landkaart en geven clangebieden, rivieren, drinkplaatsen of heilige plekken uit de Droomtijd weer.

Aboriginal rituelen, dansen en gezangen bevatten veel verwijzingen naar diepere betekenissen die wij als buitenstaander niet (mogen) kennen. Overigens bestaan er tussen de verschillende regio's grote verschillen in de kunstvormen en stijlen door de verscheidenheid aan culturele tradities en gewoonten. Zo gebruikten kunstenaars uit Arnhemland slechts vier kleuren en schilderden op boombast met fijne kruislingse lijntjes, terwijl Aboriginal kunst van de Red Centre zich kenmerkt door stippels en felle kleuren.

Tegenwoordig wordt Aboriginal kunst steeds meer gewaardeerd. Het wordt niet meer bestempeld als 'primitieve kunst' maar als 'hedendaagse moderne kunst'. De diepe betekenis die erachter schuilt wordt meer erkend evenals de verschillende stijlen. Ook nieuwe bewegingen krijgen veel aandacht, zoals 'Urban Aboriginal Art': kunstenaars met een kunstopleiding gebruiken moderne westerse mate-rialen en technieken met herkenbare oeroude Aboriginal stijlmiddelen.

Filmindustrie

Het zal niemand ontgaan zijn dat Australische filmmakers en acteurs tegenwoordig helemaal meetellen. Regisseurs Peter Weir, Baz Luhrmann, Bruce Beresford en Phillip Noyce. Actrices Nicole Kidman, Cate Blanchett en Toni Collette en acteurs Geoffrey Rush, Guy Pearce en, wijlen, Heath Ledger zijn maar enkele van de bekendere namen onder een groot en befaamd gezelschap van Australiërs die een internationale filmcarrière hebben opgebouwd.

Hetzelfde geldt voor Nieuw-Zeelanders die zich in Australië gevestigd hebben zoals Jane Campion en Russell Crowe die in 2001 de Oscar van Beste Acteur in de wacht sleepte. Films die in Australië geproduceerd werden zoals The Piano (1993), Babe (1995) en Shine (1996) leverden Oscars op voor degenen die eraan meewerkten. Dat is een hele prestatie voor een filmindustrie die op sterven na dood was, vóór een injectie van overheidsgeld haar weer tot leven bracht in het begin van de jaren 1970.

Dead Calm (1989)

Nicole Kidman zette zichzelf internationaal op de kaart door deze thriller. In Dead Calm dobbert ze met haar man over de Stille Oceaan in een zeilboot. Ze halen een drenkeling aan boort die een ware psychopaat blijkt te zijn. Deze film is helemaal niet opgenomen in de Stille Oceaan, maar voor de kust van Queensland, bij de Whitsundays eilanden. Door slim camera-werk komt er geen enkel eiland in beeld, en kon Nicole tussen de opnames door toch lekker uitrusten op een parelwit strand.

Gedurende de beginperiode van die heropleving waren films over het koloniale verleden van het land de eerste die succes boekten. Internationale toeschouwers en critici reageerden positief op The Chant of Jimmie Blacksmith (1978), My Brilliant Career (1979), Breaker Morant (1980) en Gallipoli (1981).

Verhalen over het moderne Australie boeiden het publiek echter niet zo. Al waren er wel opzichzelfstaande successen als de low budget thriller Mad Max (1979). Deze actiefilm maakte de in Australie opgegroeide Mel Gibson een internationale ster.

Australië is het ideale canvas voor iedere filmmaker. Bijna elk landschap denkbaar ligt er te wachten op zijn grote moment op het witte doek. Van mystieke woestijnen tot steden met een indrukwekkende skyline tot exotische stranden, je vindt het er allemaal. Dit is natuurlijk geen nieuws, want Australië is al vaak gebruikt als filmset.

De zeer succesvolle film Crocodile Dundee (1986) maakte van Australie dé nieuwe toeristische hotspot. Hierin werd de stereotype Australier getoond: de gebruinde crocodile hunter in de outback van Australie die met blote handen zonder probleem een krokodil het loodje laat leggen. De geraffineerde hedendaagse films van regisseur Paul Cox uit Melbourne verwierven aanzien op het internationale filmfestivalcircuit.

De Australische komedies in het begin van de jaren 1990, zoals Strictly Ballroom (1993), Priscilla, Queen of the Desert (1994) en Muriel's Wedding (1995) waren interna-tionaal een groot succes. Een andere succesvolle film was Shine die in 1996 een Oscar won. De laatste jaren worden er in Australie veel films uit een ander cultureel oogpunt gemaakt, zoals Head On (1999) en Rabbit Proof Fence (2002). In deze laatste film wordt het ware verhaal verteld van drie Aboriginal kinderen van de Stolen Generation.

The Matrix (1999)

Als Neo in The Matrix opgeleid wordt tot redder van het universum bevindt hij zich regelmatig in een stad. Wat maar weinig mensen weten is dat dit Sydney is. De makers van The Matrix hebben Sydney gekozen, omdat de skyline niet bijzonder uniek is. Het zou elke stad kunnen zijn, met als twee kleine probleempjes The Opera House en Harbour Bridge. Die hebben ze er dus kundig uitgehaald.

Op technisch gebied heeft de Australische filmindustrie enorme vooruitgang geboekt. De industrie beschikt over studio's die geschikt genoeg zijn voor producties van de omvang en complexiteit van The Matrix (1999), Mission Impossible II (2000), Moulin Rouge (2001), en Star Wars: Attack of the Clones (2002). Deze laatste film werd gedeeltelijk gefilmd in de Fox Studios in Sydney.

Muziek

Hoewel Australie ver van alles en iedereen vandaan ligt, hebben diverse muziekgezelschappen en artiesten naam in de wereld gemaakt. Zo is het Australian Chamber Orchestra een zeer gewaardeerd kamerorkest, operazangeres Joan Sutherland is legende in de operawereld en popster Kylie Monigue verkoopt wereldwijd miljoenen albums.

De Australische muziek vertoont tegenwoordig een opmerkelijke verscheidenheid. Dankzij de naoorlogse immigratie hoor je in de muziek de invloed van vele culturen die in Australie leven. Zo weerklinkt bijvoorbeeld in het gitaarspel van de in Kazachstan geboren Slava Grigoryan de invloed van de Argentijnse tango en Braziliaanse bossanova, terwijl het Australian Art Orchestra samenwerkt met gerenommeerde musici uit Zuid-India.

Door de jaren heen hebben Australische muziekgezelschappen artiesten een goede reputatie opgebouwd. Het Australian Chamber Orchestra werd tot het beste kamerorkest ter wereld uitgeroepen en de hoofdsteden van de staten hebben ieder hun eigen professioneel symfonisch orkest. Artiesten zoals de violist Richard Tognetti, de pianisten Roger Woodward, Geoffrey Tozer en Simon Tedeschi zijn vertrouwde figuren in de bekendste concertzalen ter wereld.

Opera Australia, het nationale gezelschap, is het derde drukst bezette operagezelschap ter wereld en heeft als thuisbasis het spectaculaire Sydney Opera House. De nalatenschap van operalegendes zoals Dame Nellie Melba en Joan Sutherland werd doorgegeven aan sterren zoals Deborah Riedel, Lisa Gasteen en Yvonne Kenny. Australiers zijn ook een van de meest trouwe bezoekers van de opera ter wereld en kunnen genieten van maar liefst 300 optredens per jaar.

Het Australische muziektheater is een uniek creatieve mengeling van muzikale en theatertradities en resulteert in een grote verscheidenheid van werken: van The Boy from Oz tot de gedurfde verbeeldingsvolle werken van de Chamber Made Opera. Regisseur Baz Luhrmann kon met zijn versie van La Bohème in 2002 in Broadway op een enthousiast onthaal rekenen.

De voorbije decennia is een totaal originele stijl van hedendaagse Australische rockmuziek naar voren getreden die het zowel in kleine plattelandssteden als in grotere centra uitstekend doet. Australische bands en muzikanten kunnen rekenen op de steun van de nationale radiozender voor de jeugd Triple J, die actief jong Australisch talent promoot, en van het jaarlijkse Rock Eisteddfod.

Succesverhalen uit de Australische rock en pop zoals Silverchair en Kylie Minogue openen deuren voor nieuwe artiesten als Ben Lee en Kasey Chambers. Ook de Australische hiphop kan op een groeiend enthousiasme en steun rekenen.

Dans

De Australische dans staat bekend om zijn uitbundigheid en afwisseling. Belangrijke gezelschappen als het Australian Ballet en het Sydney Dance Company gaan geregeld op (wereld)tournee, met een afwisselend repertoire van Australisch en internationaal werk.

Vooral het Australian Ballet wordt als een van de beste dansgroepen ter wereld bevonden. Australische choreografen en dansers zoals Lucy Guerin en Gideon Obarzanek brengen opvallend werk. Door op te treden op onconventionele plaatsen als in nachtclubs, wordt er een nieuw publiek aangetrokken.

Literatuur

De vroegste Australische literatuur, onder andere novellen van Henry Lawson uit 1890, zijn nog altijd erg populair. Deze spelen zich grotendeels in de bush af en getuigen van uithoudingsvermogen en humor en gaan vaak over de liefde en de dood. Maar ook over de omgang met de voor veel emigranten nieuwe leefomgeving en met de aboriginals. In de begintijd werd de inheemse bevolking weinig begrepen en leefde de emigranten en aboriginals grotendeels langs elkaar heen...

Australie heeft al één Nobelprijs voor Literatuur; in 1973 won de romanschrijver Patrick White met zijn grimmige, bijtend grappige en tegelijkertijd verheven proza deze prestigieuze prijs. Dé romanschrijver van het moment is Tim Winton. Winton heeft een typisch Australisch imago van een onstuimige jongen, dol op surfen en eenvoudige genoegens. Zijn werk bruist echter van verbale frisheid, de structuur en de greep van zijn boeken zijn ambitieus en zijn personages zijn levensecht en multidimensionaal.

Een groot deel van de beste hedendaagse literatuur in Australie is non-fictieproza. De belangrijkste werken van Helen Garner zijn haar stedelijke realistische fictie en haar analytische reportages. Garner vertegenwoordigt een subtiel, sympathiek feminisme, en haar werk wordt tegelijkertijd nuchter en menselijk, helder, opmerkzaam bevonden.

Een andere tijdgenoot is Robert Dessaix. Net als Garner trekt hij een breed publiek aan met zijn grillige, intelligente en plagerige essays en autobiografieën. Ook treedt hij met zijn gay gevoeligheid buiten een nichemarkt en verovert een breed publiek met een mengeling van charme, harde logica en humor.

Andere noemenswaardige schrijfers van na 1970 zijn Peter Carey, Kate Grenville, David Malouf en Janette Turner Hospital.

Geologie

Australië, het kleinste continent en door sommigen ook beschouwd als het grootste eiland, wordt in het noorden door de Timorzee, de Arafurazee, de Golf van Carpentaria en de Straat Torres begrensd, in het oosten door de Koraalzee en de Tasmanzee en ten zuiden door de Straat Bass en de Grote Australische Bocht. De Indische Oceaan ligt ten zuiden en westen van Australië. Het land heeft een totale kustlijn van 25.760 km.

Ongeveer driekwart van Australië bestaat uit woestijn. Enkel in het noordoosten zijn er regenwouden, die verder naar het zuiden vaak meer subtropisch dan tropisch zijn. In de dorre, hete binnenlanden zijn er naast woestijnen ook steppe- en savanneachtige gebieden, de scrublands.

Australië is het laagste en vlakste continent. Een groot deel van het woestijngebied ligt net boven de zeespiegel, met in het westen het Centrale Laagland en het Westelijk Plateau. Aan de oostkust liggen bergketens en bevindt zich ook de hoogste berg, Mount Kosciuszko, met een hoogte van 2.228 meter.

Dankzij het droge klimaat kent Australië rivieren waarvan vele een deel van het jaar helemaal droog staan. Het land heeft twee belangrijke rivieren die het hele jaar door water bevatten: de Murray en de Darling. Er bevinden zich in het land ook meren - zoals het Eyremeer, het Torrensmeer en het Gairdnermeer - die meestal droog liggen. Grote baaien zijn de Grote Australische Bocht, Golf van Carpentaria en de Spencergolf.

Australië is niet overal droog, in het noorden - bij de omgeving van Darwin - vindt u enorme wetlands. Hier liggen Kakadu National Park, Litchfield National Park en de spectaculaire Katherine Gorge. De noordwestkust is overwegend droog, maar ten zuiden van Perth is het klimaat veel gematigder. Dit is een gebied dat enkele malen zo groot is als Nederland, hier bevinden zich uitgestrekte Kauri bossen, wijngebieden en boerderijen met landbouw en veeteelt.

Aan de oostkust van Australië is de grond overwegend veel vruchtbaarder. De 4.000 km lange kuststrook (langs Queensland, New South Wales en Victoria) is, mede dankzij de vruchtbare grond, het gebied van Australië dat het best tot ontwikkeling is gekomen. Langs de gehele kusstrook vindt veel landbouw en veeteelt plaats. De ontwikkeling ziet u hier ook terug in de aanwezigheid van de metropolen Melbourne, Sydney en Brisbane.

Langs het noordelijke deel van de oostkust ligt het Great Barrier Reef, een enorm ecosysteem met vele honderden vis- en koraalsoorten.

Flora en fauna

Doordat Australië al miljoenen jaren geografisch geïsoleerd is, kon zich een unieke dieren- en plantenwereld ontwikkelen. De bekendste bewoners van het continent zijn waarschijnlijk de koala en de kangaroe. Deze buideldieren komen nergens anders ter wereld voor. Naast de vele unieke diersoorten vindt u in de talrijke regenwouden van Australië ook een groot aantal unieke plant- en boom-soorten. En dan is er uiteraard nog het Great Barrier Reef, het grootste en meest gevarieerde koraalrif ter Wereld.

De Great Dividing Range (ook bekend als de Eastern Highlands) is de grootste bergketen van Australië. De keten strekt zich meer dan 3500 km uit van de noordoostelijke punt van Queensland langs de oostelijke kustlijn naar NSW en zo door naar Victoria, om uiteindelijk te eindigen bij de centrale vlakte van het Grampians NP. De centrale kern van de bergketen bestaat uit honderden bergpieken, omgeven door vele kleinere bergketens, kloven, valleien en vlaktes. Sommige vlaktes zijn de Bogong High Plains en de Centrale Vlakte. Andere plateaus die tot de bergketen worden gerekend zijn Atherton Tableland, Northern Tablelands, Canberra wijnregio en de Southern Tablelands.

Klimaat

Het klimaat in Australië is tegengesteld aan dat van Europa, dus zomer in Nederland betekent winter in Australië. Hoe zuidelijker u in Australië komt, hoe koeler het klimaat wordt. Tasmanië heeft een klimaat vergelijkbaar met Nederland of Engeland, Het klimaat in het gebied bij Sydney, Melbourne en Adelaide is vergelijkbaar met midden Frankrijk.

Rond Brisbane en bij Perth moet u qua klimaat meer denken aan de Middellandse Zee. Nog noordelijker wordt het een warm klimaat, aan de kust tropisch en in de woestijn warm en droog. Vooral in het tropische deel van Australië, bij Cairns, Townsville, Mackay, Darwin en Broome dient u bij het reizen in de maanden december t/m april rekening te houden met de regentijd. Er kunnen in korte tijd enorme hoeveelheden neerslag vallen, waardoor wegen tijdelijk onbegaanbaar worden. De regentijd is ook het seizoen waarin cyclonen kunnen optreden. Buiten de regentijd is het weer veel droger en rustiger.